-Ik kan niet met je praten.
-Waarom?
-Ik heb geen tijd.
-Waneer wil je de tijd hebben?
-Ik weet het niet. Nooit?
-Wat heb ik gedaan?
-Ik weet het niet. Niets?
-Waar ligt het probleem?
-Het sneeuwt en ik ben te laat. Ik moet gaan.
De straat is nat. De stad is groot maar stil. Er is bijna niemand buiten.
Ik ben boos en onrustig. Vannacht zal ik niet slapen. En ik moet gaan. Ik ben laat. Altijd ben ik laat.
Ik ben verloren tussen de muren van je gedachten. Ik kan niet staan dichtbij de woorden die geen betekenis hebben. Ik moet gaan. Ik wil gaan. Maar er is geen verte die ver genoeg is van je ogen die me niets kunnen zeggen.
Het is genoeg met leugens. Nu moeten we alles zeggen.
Нема коментара:
Постави коментар